Sport als middel om kinderen sociale aspecten te leren.
Elke les heeft 1 thema en elke les heeft 3 blokken. 1 blok waarbij elke deelnemer een individuele opdracht met een springtouw krijgt. 1 blok waarbij deze individuele opdracht aan de groep getoond kan worden. En 1 blok waarbij we gezamenlijk met een groot springtouw springtouwen.
10 min welkom – Uitleg thema van de week.
10 min individuele opdracht 1
10 min bespreken hoe opdracht 1 is gegaan.
15 min individuele opdracht 2
10 min pauze
20 min met de groep touwtjespringen, lange touw. Opdracht 3.
10 min na praten, thema en erkenning persoon die ‘gewonnen’ heeft.
Vragen wie wilt helpen met de jury van de dag te zijn, dit maakt dat ze leren om (kritisch) met een specifieke opdracht, naar elkaar te kijken. De jury (1 van de deelnemers) krijgen ook de opdracht om te kunnen vertellen waarom iemand de week thema heeft gewonnen. Het bedenken waarom ze vinden dat iemand gewonnen heeft en dit ook in de groep kunnen toelichten. De spelleiders zullen hierbij de juryleden ondersteunen.
Thema 1
Shinen
Laat vandaag zien, hoe jij op jouw manier ‘shined’. Jij hebt vandaag misschien de mooiste lach, hebt iemand een mooi compliment gegeven, iemand geholpen met zijn doel halen.
Opdracht:
1 techniek die iedereen individueel aangeleerd krijgt.
2 De kinderen krijgen de gelegenheid om hun aangeleerde techniek aan de hele groep te laten zien.
3. Laat zien, op jouw eigen manier, hoe jij ‘shined’ tijdens de grote spring touw ronde.
Thema 2
Target halen
Vertel aan de groep (affirmatie) wat je doel is, hoeveel keer je denkt te halen met individueel springtouwen. Bedenk, geloof ook echt dat je die opdracht gaat halen. en laat ons zien hoe je je doel gaat behalen? Na de les bekijken we wat of je het gehaald hebt, maar belangrijker wat heb je gedaan om dat te halen? Vraag om hulp waar nodig.
Opdracht
1. Oefenen met hoeveel jij denkt te gaan halen en individueel oefenen.
2. Aan de groep laten zien, je mag vertellen of je je doel al gehaald hebt met oefenen, of misschien durf je het wel aan om het voor de groep te proberen.
3. Aangeven hoeveel je haalt met lang touwtouwtje springen en iedereen telt mee met als doel, dat hij/zij het doel gaat halen.
Thema 3.
Samenwerken
Samenwerken is waar het vandaag om gaat. Ben jij ready om je skills samen met iemand anders te bundelen, waardoor jullie samen nog sterker zijn? Jullie gaan vandaag, in koppels van 2 springen. Eerst persoon 1 en dan persoon 2. Jullie tellen je score bij elkaar op. Hoe goed zijn jullie om elkaar te motiveren en te helpen waar dat kan.
Opdracht
1. Met tweetallen individueel springen, hoeveel heb jullie samen bij elkaar opgeteld.
2. Aan de groep laten zien hoeveel jullie samen kunnen springen.
3. Met het maatje waarmee je al samenwerkte de lange springtouw ronde doen.
Thema 4
Leiderschap
Vandaag, krijgen 1 of 2 kinderen de leiding. De groep mag bepalen wie de leiders zij. De team coaches zullen dit proces ondersteunen en waar nodig helpen. Zij gaan proberen gezamenlijk een doel te halen, belangrijk vandaag is dat je goed luistert naar elkaar. (de leiders naar de deelnemers en deelnemers naar de leiders). Fouten maken mag, elkaar helpen is verstandig. Maar ook om te accepteren dat je leiding van iemand moet kunnen ontvangen. Aangeven als iets niet duidelijk is… Er wordt gekeken naar hoe goed er leiding gegeven kan worden en vooral ook hoe goed je bent in ontvangen van een opdracht.
Opdracht 1 Leider mag bepalen welke individuele springtouw opdracht gedaan mag worden. (de coaches ondersteunen hierbij)
Opdracht 2 De individuele opdracht wordt aan de groep laten zien.
Opdracht 3 Met de groep springen met de grote springtouw, de gekozen leiders, mogen hierbij eventuele opdrachten toevoegen.
Thema 5
Waar ben jij goed in?
Ja heb jij daar wel eens goed over nagedacht? Wij zijn allemaal ergens heel goed in en samen zijn wij ijzersterk met wat wij allemaal kunnen. Tijdens het springtouwen mag je bedenken, waar jij goed in bent. Tijdens de individuele opdracht wat je aan de groep mag laten zien, mag je tijdens het springen vertellen waar jij goed in bent. Ben jij net zo goed als ik ben? Ik ben namelijk heel goed in mensen zien.
Opdracht 1 Tijdens het springtouwen bedenk je je waar je goed in bent. Dit mag je blijven herhalen als je aan het springtouwen bent. Je hoeft verder aan niets te denken.
Opdracht 2 Met de groep. Je gaat springtouwen en tijdens het springentouwen, spreek je uit, zolang als je dat vol houdt, waar je goed in bent. Voorbeelden zijn: Luisteren, sporten, andere helpen, samenwerken, rekenen etc.
Opdracht 3 Kan jij waar je goed in bent, toepassen tijdens het springtouwen?
Thema 6
Held
Wie is jouw held? En Waarom? Bedenk wie jouw held is. Dit kan je opa zijn, je leraar of misschien komt jouw held wel uit een film.
Opdracht 1 Als je deze held voor jezelf hebt bedacht, ga je voor jezelf bedenken WAAROM hij of zij een held is. En deze reden, probeer je te verwerken, tijdens het touwtje springen. Jouw held gaat er voorzorgen dat je dit kan, wat zou jou held tegen jou zeggen? Let op, dit is een lastig opdracht, als je hulp nodig hebt, dan mag je dit aan andere of aan de juf of meester vragen. Succes met jouw opdracht! En vergeet niet jij kan dit!
Opdracht 2 Je mag jouw versie van jouw springtouw held moment aan de groeplaten zien.
Opdracht 3 Met de groep, gezamenlijk springen met de grote springtouw. Je mag als je dit, jouw held meenemen tijdens het touwtje springen met de groep.